Paragraaf 7 Leerpunten bij dit hoofdstuk

Opdracht 36 (pag. 99)

Open vragen

1. Geef een omschrijving van sport.

2. Is pannavoetbal sport? Licht je antwoord toe.

3. Wat is breedtesport? Licht je antwoord toe.

4. Wat is een ritueel?

5. Noem vier belangrijke Fair Play-waarden.

6. Fair Play geldt ook voor trainers, scheidsrechters en toeschouwers. Leg dat uit.

7. Een argument vóór het toelaten van dopinggebruik in de sport is: de vrijheid van de sporter. Leg dit uit.

8. Een argument vóór het toelaten van dopinggebruik in de sport is: dopinggebruik in de sport kun je niet tegenhouden. Leg dit uit.

9. De Olympische vlag bevat vijf gekleurde ineengestrengelde ringen op een wit veld. Wat betekenen die ringen?

10. De moderne Olympische Spelen worden sterk beïnvloed door bedrijfsleven en de media. Leg dit uit.


Multiple-choice vragen

Geef aan of de volgende uitspraken goed of fout zijn. Let op: alleen ‘goed’ of ‘fout’ noteren!

1. ‘Tijdens de wedstrijd ben ik mezelf niet meer.’ Deze uitspraak heeft te maken met de levensvraag: ‘wie ben ik?’

2. Een voorbeeld van topsport: het WK Voetbal.

3. Alle sporten hebben wel een doel.

4. Sport en zingeving gaan niet samen.

5. Fair Play wil letterlijk zeggen: speel eerlijk!

6. Doping is bij veel sporten verboden.

7. Voorbeeld van doping: een voedingssupplement.

8. De moderne Olympische Spelen zijn ontstaan eind negentiende eeuw.

9. Keizer Constantijn schafte de Olympische Spelen in de oudheid af.

10. Het Olympische vuur symboliseert het eeuwige verlangen van de mens naar eenheid.



Antwoorden bij de open vragen

1. Lichamelijke vaardigheden die in wedstrijdvorm getest worden, met regels en een organisatie.

2. Pannavoetbal is een lichamelijke activiteit. Er is sprake van competitie en er zijn regels, hoewel die niet door een organisatie zijn vastgesteld. Er is ook geen officiële organisatie. Conclusie: pannavoetbal neigt meer naar ‘spel’ dan naar ‘sport’.

3. Breedtesport is sport op een lager niveau. Mensen doen het in hun vrije tijd. Ze verdienen er geen of weinig geld mee.

4. Een ritueel is een handeling die steeds terugkeert op een vast tijdstip of bij een bepaalde gelegenheid.

5. Eerlijkheid, sportiviteit, gezondheid en respect voor tegenstander en scheidsrechter.

6. De trainer (of: coach) geeft het goede voorbeeld. Hij scheldt nooit tegen zijn spelers of tegen de scheidsrechter.
De scheidsrechter trekt nooit een team voor. Hij fluit eerlijk.
Toeschouwers mogen de grensrechter niet intimideren, slaan of schoppen

7. Een sporter is een vrij mens. Hij heeft het recht om zelf te beslissen over wat goed is voor zijn gezondheid. In onze samenleving mag je eten en drinken wat je wilt, ook als dat leidt tot een ziekte. Alcohol tast bijvoorbeeld je lever aan. Als je teveel alcohol drinkt, kun je zelfs dood gaan. Toch mogen volwassenen daarvoor kiezen. Je mag doen en laten wat je wilt, zolang je anderen geen schade toebrengt.

8. Steeds blijkt weer dat er doping wordt gebruikt in de sport. Het is niet te voorkomen. Dopinggebruik kun je niet uitroeien. Waarom zou je het dan willen stoppen?

9. De ringen (blauw, zwart, rood, geel en groen) verwijzen naar de verbondenheid van de vijf werelddelen.

10. Grote bedrijven, zoals Coca Cola, steken heel veel geld als sponsor in de Spelen. Dat verdienen ze weer terug doordat ze meer producten verkopen. Grote tv-stations betalen miljarden aan het IOC voor het recht om de Spelen uit te zenden. Dat leert heel veel kijkers op. De Tv-stations kunnen heel veel reclamezendtijd verkopen rond de uitzendingen van de Spelen. Ook het geld van tv-rechten wordt dubbel en dik terugverdiend.


Antwoorden bij de multiple-choice vragen

1g, 2g, 3g, 4f, 5g, 6g, 7f, 8g, 9f, 10g.