Paragraaf 7 Leerpunten bij dit hoofdstuk (6) Opdracht 35 Oefentoets
Opdracht 35
Open vragen
1. Een waarde heeft drie kenmerken. Schrijf die kenmerken op.
2. Geef vier voorbeelden van waarden.
3. Geef aan welke waarden een rol spelen bij het volgende ethisch probleem (minimaal twee).
Je hebt een Marokkaanse vriend die af en toe gediscrimineerd wordt.
4. Geef aan welke waarden een rol spelen bij het volgende ethisch probleem (minimaal twee).
Je bent op de verjaardag van je vriend. De hapjes smaken nergens naar en de muziek is ouderwets. Je vriend vraagt een dag later of je het leuk vond.
5. Wat zijn normen?
6. Wat is een gedragscode Social Media?
7. Welke vragen stelt ethiek? (schrijf minimaal drie vragen op).
8. Geef aan welke van de volgende vragen ethische vragen zijn
a. Waar staat de bezem?
b. Mag je doping gebruiken als wielrenner?
c. Mag je liegen tegen te ouders?
d. Hoe laat begint de wedstrijd?
9. Hier volgen twee problemen. Wat is een ethisch probleem?
a. Je bent verliefd op een meisje in de klas. Zij heeft al een vriend. Mag je haar toch proberen te ‘versieren’?
b. Je weet niet precies waar een klasgenoot woont. Je hebt daar vanavond een feestje.
10. Wat is etiquette?
Multiple-choice vragen: goed of fout.
Geef aan of de volgende uitspraken goed of fout zijn. Let op: alleen ‘goed’ of fout’ noteren!
1. Een waarde druk je uit in één woord.
2. Een voorbeeld van een waarde is: ‘de laptops gaan uit tijdens de les’.
3. Een waarde is een gedragsregel.
4. Een voorbeeld van een norm: eerlijkheid.
5. Normen komen voort uit waarden.
6. Ethiek gaat over wat mooi en lelijk is.
7. Een ethische vraag is: ‘Mag je roken in de bus?’
8. Een voorbeeld van een ethisch probleem: ‘bij een aardbeving zijn een half miljoen mensen slachtoffer. Moet je geld geven voor eerste hulp?’
9. Etiquette betekent: omgangsvormen en fatsoensregels die gelden als mensen met elkaar omgaan.
10. “Je dringt niet voor als er een rij staat bij de opstapplaats van de bus.” Dat is een voorbeeld van een etiquetteregel in Nederland.
Antwoorden
Open vragen
1. a. Een waarde is datgene wat je écht belangrijk vindt en naleeft.
b. Een waarde is een doel.
c. Voor een waarde gebruik je steeds één woord.
2. Rechtvaardigheid, welvaart, gezondheid, eerlijkheid, trouw, gelijkheid, respect.
3. Gelijkheid, respect, vriendschap.
4. Vriendschap, respect, eerlijkheid.
5. Regels die bij waarden horen.
6. Een aantal (gedrags-)regels over hoe je omgaat met Social Media.
7. - Wat hoort wel en wat hoort niet?
- Wat zijn de juiste waarden en normen in het menselijk verkeer?
- Wat is menswaardig en wat is niet menswaardig?
- Ben ik een goed mens?
- Mag ik geld stelen?
- Mag ik een ander mens doden?
8. b en c.
9. a.
10. Omgangsvormen en fatsoensregels die gelden als mensen met elkaar omgaan.
Antwoord
1g, 2f, 3f, 4f, 5g, 6f, 7g, 8g, 9g, 10g.