Paragraaf 2 Mijn binnenkant, Ben jij koppig?

Vraag 1

Je hebt een proefwerk voor Engels gemaakt. Je krijgt een 2 als cijfer. Hoe reageer je?

1. a. Je denkt bij jezelf: ‘Ik zal er wel niets van begrepen hebben. Jammer, de volgende keer beter.’
2. b. Je denkt bij jezelf: ‘Dat kan niet. De leraar heeft het niet goed nagekeken. Ik stap direct naar de leraar. Ik eis een hoger cijfer.’
3. c. Je gaat het proefwerk goed bekijken. Als het nodig is vraag je de leraar om uitleg.

Vraag 2

Jij wilt naar de bioscoop om een nieuwe film te zien. Je vrienden/vriendinnen hebben daar geen zin in. Ze willen gewoon een beetje rondhangen in de stad. Wat doe je?

1. a. Je gaat alleen naar de bioscoop.
2. b. De meerderheid beslist dus ga je niet naar de bioscoop, maar met je vrienden wat rondhangen in de stad.
3. c. Je probeert je vrienden over te halen om mee te gaan naar de film.

Vraag 3

Je hebt al een paar weken last van je rug. De gymnastiekleraar zegt dat je naar de dokter moet gaan. Wat doe je?

1. a. Je gaat direct naar de dokter.
2. b. Je denkt bij jezelf: ‘Daar heb ik geen zin in. Bovendien: ik hoef mijn leraar gymnastiek toch niet te gehoorzamen!’
3. c. Je overlegt het met je ouders en vraagt hun raad.

Vraag 4

Je hebt ruzie met je beste vriend(in). Wat doe je?

1. a. Je probeert het goed te maken.
2. b. Je vindt dat je vriend(in) het goed moet maken. Hij/zij moet naar jou komen.
3. c. Je wacht af hoe het verder gaat.

Vraag 5

Je bent rechtsbuiten in je voetbalteam. Je trainer zegt dat je aan de lijn moet blijven om het veld groot te houden.

1. a. Je blijft voortaan mooi aan de lijn.
2. b. Je vindt het veel leuker om wat te zwerven in de voorhoede. Dat is ook moeilijker te verdedigen.
3. c. Je gaat er eens over nadenken.