Paragraaf 2 Mijn binnenkant, Ben jij eigenwijs?

Vraag 1

Je oom en tante zijn vijfentwintig jaar getrouwd en jij mag mee naar het feest. Je hebt van je moeder geld gekregen om nieuwe kleren te kopen. Je past in een winkel de ideale combinatie. Je vriendin vindt dat deze niet bij je past. Wat doe je?

1. a. Je denkt: ‘Ze is zeker jaloers, ik vind het gewoon mooi.’
2. b. Je denkt: ‘Ze heeft wel een goede smaak.’ En je vraagt haar wat zij mooi vindt voor jou.
3. c. Je gaat morgen met je moeder terug en vraagt haar wat zij er van vindt.

Vraag 2

Je krijgt net griep als het schoolfeest is. Je denkt dat het met een paracetamol wel zal gaan. Je moeder zegt dat je zo de hele klas aansteekt en bovendien nog zieker zult worden. Wat doe je?

1. a. Je blijft thuis. Je vindt dat je moeder eigenlijk wel gelijk heeft.
2. b. Je denkt bij je zelf: ‘Waar bemoeit zij zich mee? Ik ga toch naar dat feest.’
3. c. Je belt je beste vriend(in) en vraag wat hij/zij er van vindt.

Vraag 3

Je denkt indruk te maken op je beste vriend(in) door haar mee te nemen naar het maandelijkse discozwemmen. Wanneer je daar aankomt, is de deur dicht en het gebouw donker. Je vriend(in) zegt dat je je vast in de datum hebt vergist. Jij zegt:

1. a. ‘We wachten nog een uurtje, misschien begint het later.’
2. b. ‘Wat een slimmerikken. Ze hebben de verkeerde datum op internet gezet!’
3. c. ‘Sorry, ik heb me zeker vergist, zullen we iets anders gaan doen?’

Vraag 4

Tijdens een sportwedstrijd krijg je twee strafminuten van de scheidsrechter vanwege een overtreding. Wat doe je?

1. a. Je bent het er niet mee eens. Je dient een klacht in bij de jury.
2. b. Je zit die twee minuten uit. Je kijkt uit dat je niet nog een overtreding begaat.
3. c. Je baalt enorm en zit de twee minuten mokkend uit. Dit kan het team de overwinning kosten.

Vraag 5

Het is binnenkort Moederdag. Je hebt een vaas voor je moeder gekocht. Je laat hem je broer zien. Hij zegt dat je moeder een heel andere smaak heeft. Wat doe je?

1. a. Je zegt tegen hem: “Wat nou, jij hebt helemaal geen smaak.”
2. b. Gelukkig heb je het bonnetje nog. Als je moeder hem echt niet mooi vindt, kan ze hem ruilen.
3. c. Je luistert naar je broer. Je gaat de vaas ruilen voor een andere.

Vraag 6

Je hebt een flinke discussie met een klasgenoot. Hij denkt dat Nederland in 2014 derde werd op het WK Voetbal. Jij weet zeker dat het in 2012 was. Thuisgekomen raadpleeg je Wikipedia. Je klasgenoot heeft gelijk. Wat doe je?

1. a. Je biedt de dag erop je excuses aan. Je geeft je ongelijk toe.
2. b. Je denkt bij je zelf: “Internet is niet te vertrouwen.”
3. c. Je hoopt dat je klasgenoot het niet uitzoekt.