Paragraaf 5 Verdiepingsstof: zes groepen levensvragen, p. 17 - Ben jij zelfstandig?

Vraag 1

Je hebt vrienden(innen) waar je veel mee optrekt. Tijdens een schoolvakantie zijn de meeste van hen weg. Wat doe je?

1. a. Je verveelt je dood zonder hen.
2. b. Jij vermaakt je prima met je hobby’s.
3. c. Een paar dagen vermaak je je, maar dan ga je ze echt missen.

Vraag 2

Je moet om zes uur trainen bij je sportclub. Je ouders hebben geen tijd om voor die tijd te koken. Wat doe je?

1. a. Je eet een boterham. Je ziet wel of je na de training nog iets warms kan eten.
2. b. Je maakt zelf iets warms klaar: een omelet, een uitsmijter of een pizza (in de oven).
3. c. Je haalt iets bij de snackbar.

Vraag 3

Voor het nieuwe schooljaar krijg je een pak boeken thuis gestuurd. Ze moeten gekaft worden. Wie doet dat?

1. a. Je ouders doen dat.
2. b. Je kaft je boeken zelf.
3. c. Je vraagt je zus of ze wil kaften.

Vraag 4

Je hebt een wrat op je hand. Je moet naar de dokter om die wrat te laten verwijderen. Wie wil je dat er mee gaat?

1. a. Je moeder.
2. b. Niemand. Dat kun je zelf wel.
3. c. Als mijn moeder aanbiedt om mee te gaan, vind ik dat prima. Maar het hoeft niet.