Paragraaf 5 Verdiepingsstof. Meisjes en jongens: verschillende rollen?

Opdracht 28 (p. 66)

Vul de test hier in. Op het einde volgt er een puntentotaal. Schijf dat getal op in je boek.

Opdrachten

Vraag 1

Je stapt in de bus en de chauffeur is een vrouw.

Vraag 2

Wie versiert wie? De jongen het meisje? Het meisje de jongen? Of kan allebei?

Vraag 3

Een meisje uit jouw klas zit op voetbal. Hoe zie jij dat?

Vraag 4

De vader van jouw beste vriend(in) kookt elke avond. Moeder is altijd laat thuis in verband met werk. Wat vind je daarvan?

Vraag 5

Je hebt een vaste vriend(in). De ouders van je vriend(in) vinden dat jongens ook huishoudelijk werk moeten doen. Bijvoorbeeld de tafel mee afruimen en de afwas. Hoe zie jij dat?

Vraag 6

Je fietst door rood en wordt aangehouden door een agente. Wat denk je?

Vraag 7

Op een kinderdagverblijf werkt een man op de babyafdeling. Hoe zie jij dat?

Vraag 8

In Nederland zou een vrouw premier kunnen worden. Is dat een goede zaak?

Vraag 9

Meisjes moeten zelf kunnen beslissen over wie hun (huwelijks-)partner wordt. Hoe ziet jij dit?

Vraag 10

Een mannelijke verpleger van de thuiszorg komt elke dag jouw oma wassen. Hoe kijk jij daar tegen aan?

Vraag 11

Een man die huilt. Hoe vind je dat?