Paragraaf 7 Leerpunten bij dit hoofdstuk (2) Opdracht 31 Oefentoets

Opdracht 31

 

Open vragen

1. a. Wat zijn wilde dieren? Licht je antwoord toe.
b. Geef twee voorbeelden.

2. Waarin verschillen mens en dier?

3. Wat is het verschil tussen natuur en milieu?

4. (par. 4 Verdiepingsstof) Wat is duurzaamheid?

5. (par. 4 Verdiepingsstof)
a. Wat is klimaatverandering?
b. Waar merk je dat aan?

6. Hoeveel dieren worden er in Nederland per jaar ongeveer ritueel geslacht?

7. Noem vier redenen van voorstanders van de rituele slacht.

8. Noem vier wettelijke regels over dierproeven.

9. Waarom is Franciscus van Assisi een voorbeeld van hoe christenen om willen gaan met de natuur?

10. Noem een punt waarop het standpunt van een dierenbe­scher­mer en het christelijke stand­punt verschillen.

 

Multiple-choice vragen: goed of fout.

Geef aan of de volgende uitspraken goed of fout zijn. Let op: alleen ‘goed’ of fout’ noteren!

1. Soms wordt het woord ‘milieu’ gebruikt voor het woord ‘karakter’.
2. Eigenschap van een uil: wijsheid.
3. De Atlantische oceaan hoort bij natuur en milieu.
4. Voorbeeld van iets toevoegen aan het milieu: grondstoffen, zoals goud, gas, olie en ijzererts, onttrekken aan de aarde.
5. Duurzaamheid wil zeggen: verandering van het gemiddelde weertype over een bepaalde periode.
6. De kleinste voetafdruk hebben de inwoners van de Verenigde Staten.
7. Koosjer betekent: niet zuiver, niet geschikt.
8. Een argument van een tegenstander van ritueel slachten: dieren hebben recht op welzijn.
9. Een argument van een tegenstander van ritueel slachten: in veel Europese landen is onverdoofd slachten toegestaan. Nederland zou zich daaraan kunnen aanpassen.
10. Sommige dierenbeschermers geven als reden om tegen dieproeven te zijn dat veel testen met dieren heel betrouwbaar zijn.

 

Antwoorden

 

Open vragen

1. a. Ze leven in ‘het wild’. Dat wil zeggen: niet in de directe (thuis-) omgeving van de mens. Wilde dieren zijn ook niet direct nuttig voor de mens.
b. Leeuwen, olifanten, maar ook aan herten en hazen.

2. Mensen hebben een verstand en een vrije wil. Dieren ontbreekt het daaraan.

3. Natuur is datgene wat de mens aantreft, datgene wat door de mens níet gemaakt of gewijzigd is. De natuur is onderdeel van het milieu. Milieu is meer. Het is alles wat tot onze omgeving hoort. Dus niet alleen wat je aantreft (een oerwoud) maar ook iets dat de mens zélf heeft gemaakt, zoals een school of een wijk.

4. Er voor zorgen dat mensen in de toekomst ook een menswaardig leven kunnen hebben.

5. a. Het is de verandering van het gemiddelde weertype over een bepaalde periode.
b. Dat is te merken aan een stijging of daling van de gemiddelde temperatuur. Maar ook aan veranderingen van luchtstromingen en de waterkringloop. Dat heeft uiteindelijk weer invloed op de hoeveelheid neerslag op aarde.

6. Twee miljoen.

7. - Mensen hebben vrijheid van godsdienst.
- Ritueel slachten hoort bij het geloof
- Door verdoving overlijdt het dier.
- Ritueel slachten bij dieren is diervriendelijk.

8.  - Voor het gebruik van proefdieren heb je een vergunning nodig.
- Alleen deskundigen mogen dierproeven doen.
- Dieren uit het wild mogen niet worden gebruikt.
- Dierproeven zijn verboden als er andere mogelijkheden zijn.
- Er mag alleen getest worden op dieren die in een laboratorium zijn opgegroeid.
- Er mogen geen proeven op mensapen worden gedaan.
- Er is een verbod op dierproeven voor cosmetica.

9. Hij hield veel van dieren. Elk jaar wordt Werelddierendag op zíjn verjaardag gevierd. Franciscus laat ons zien dat de natuur tot Gods Schepping behoort. Met die schepping moet de mens eerbiedig omgaan.

10. Een dierenbeschermer gaat er niet perse vanuit dat de natuur door God geschapen is en dat de natuur een geschenk is van God.

 

Multiple-choice vragen

 

Antwoorden:

1f, 2g, 3g, 4g, 5f, 6f, 7f, 8g, 9f, 10f.