Paragraaf 6 Leerpunten bij dit hoofdstuk (3) Opdracht 33 oefentoets

Opdracht 33

 

Open vragen

1. Noem de vijf wereldgodsdiensten.

2. Hoe zien moslims Allah?

3. Jezus is voor moslims wel een profeet, maar niet God. Waarom?

4. Wie is de grondlegger van het moderne Turkije?

5. Wat is het wahabisme?

6. (Par. 3 Verdiepingsstof) Wat wordt bedoeld met ‘de Gouden Eeuw’ van de islam?

7. De islam heeft ‘vijf zuilen’. Welke zuilen zijn dat?

8. Leg uit hoe de islam aankijkt tegen de mens.

9. Beschrijf op hoe de islam ontstaan is in Mekka.

10. Wat is de ghusl?

 

Multiple-choice vraag: goed of fout

Geef aan of de volgende uitspraken goed of fout zijn. Let op: alleen ‘goed’ of fout’ noteren!

1. De islam is een wereldgodsdienst.
2. Islam is een voorbeeld van monotheïsme.
3. Oethmaan was een kalief.
4. Het Alhambra ligt in Mekka.
5. Istanbul heette in de middeleeuwen Constantinopel.
6. Een moslim hoort zes keer per dag te bidden.
7. Als het kan gaat elke moslim minimaal een keer in zijn leven op bedevaart naar Mekka.
8. Een imam moet altijd een man zijn.
9. Hadieth: een boek met verhalen over Atatürk.
10. Geen varkensvlees eten hoort bij ‘halal’.

 

Antwoorden

 

Open vragen

1. Christendom, islam, jodendom, hindoeïsme en boeddhisme.

2. Hij is groot, barmhartig en rechtvaardig. Moslims moeten zich overgeven aan Allah en op Hem vertrouwen.

3. Volgens de islam is er maar één God en dat is Allah. Er is geen gelijke aan hem, dus ook niet Jezus.

4. Atatürk.

5. Een radicale stroming onder de soennieten, vooral in Saoedi-Arabië. Men houdt zich streng aan de letter van de Koran. Zo mogen vrouwen alleen naar school en gaan werken te midden van andere vrouwen.

6. De bloeitijd van de islam in de periode tussen 700 en 1300. Het zijn de gouden eeuwen van de islam. Bagdad is de hoofdstad van de islam. De wetenschappen ontwikkelen zich in rap tempo. Er worden universiteiten gesticht, zoals de beroemde Al-Azhar universiteit in Cairo.

7. De geloofsbelijdenis, het gebed, de armenbelasting, de vastenmaand en de bedevaart.

8. In de schepping neemt de mens een heel bijzondere positie in. Van alle levende wezens is de mens het belangrijkste. Allah heeft de mens geschapen als Zijn plaatsvervanger op aarde.

De mens moet Allah aanbidden en gehoorzamen. En hij moet goed leven.

Na zijn dood moet de mens verantwoording afleggen aan Allah.

9. In een grot hoort Mohammed Allah’s stem. Hij moet voortaan optreden als de boodschapper (profeet) van Allah. Mohammed spreekt over eerlijk delen en de zorg voor de armen. Zijn aanhang groeit snel. Mohammed wil dat in Mekka Allah (de enige God) vereerd wordt. In 630 wordt Mekka door Mohammed en zijn leger veroverd en de inwoners nemen allemaal het islamitisch geloof aan. Mekka wordt het centrum van de islam. Mohammed sterft in 632.

10. De grote wassing: de rituele reinheid kan dan hersteld worden.

 

Antwoorden:

1g, 2g, 3g, 4f, 5g, 6f, 7g, 8f, 9f,