Paragraaf 1 Doelstellingen bij Standpunt VMBO deel 2

Standpunt VMBO deel 2

 

 

Inhoudelijke en didactische uitgangspunten

De methode Standpunt voor VMBO werkt met een aantal inhoudelijke en didactische uitgangspunten:

 

a. Aansluiten bij de leefwereld van de leerling

Standpunt voor VMBO neemt steeds de leefwereld van de leerling als uitgangspunt voor haar didactiek. Vandaar dat in deze methode heel veel stukjes zijn opgenomen uit de leefwereld van de leerling.

 

b. Leren over levensbeschouwing

Daarnaast is Standpunt voor VMBO gemaakt vanuit de opvatting dat leerlingen bij het vak levensbeschouwing ook daadwerkelijk dingen leren, uiteraard op hún niveau! Het vak levensbeschouwing draagt bij aan kennis, inzichten en vaardigheden op levensbeschouwelijk gebied.

In Standpunt voor VMBO is er veel aandacht voor thema’s die levensbeschouwelijk en ethisch worden benaderd. Het gaan om thema’s die relevant zijn voor de persoonlijke, maatschappelijke en beroepsmatige ontwikkeling van de leerling.

 

c. Kennis hebben van de multiculturele samenleving

Standpunt voor VMBO is ontwikkeld vanuit de gedachte dat elke leerling op het einde van het VMBO basale kennis dient te hebben van belangrijke levensbeschouwelijke stromingen in onze samenleving, zoals jodendom, christendom, islam en humanisme. In een multiculturele samenleving als de onze is het belangrijk dat burgers een zekere kennis hebben van verschillende levensbeschouwingen en culturele oriëntaties. Zodoende kunnen ze als persoon, als burger én als beroepsfunctionaris goed functioneren.

 

d. Aandacht voor beroepshouding en beroepsethiek

Het VMBO is (voorbereidend) beroepsonderwijs. In Standpunt voor VMBO is er daarom in deel drie speciale aandacht aan beroepshouding en beroepsethiek. De leerstof is gerelateerd aan de vier sectoren binnen het VMBO: economie, zorg en welzijn, techniek en landbouw. Er worden praktijkvoorbeelden uit deze vier sectoren behandeld en er is aandacht voor waarden, normen, kleding en attitude in het toekomstige beroep.

 

e. Didactische differentiatie

In Standpunt voor VMBO is er extra aandacht voor beelddidactiek en andere mogelijkheden voor niet-cognitief leren. Een breed spectrum van gevarieerde werkvormen wordt aangeboden: tekeningen maken; puzzels maken; testen maken; interviews houden; invuloefeningen maken; schema’s aanvullen; voorwerpen meebrengen van thuis die te maken hebben met een bepaald onderwerp; favoriete tv-avond maken; een logboek aanleggen van rituelen van alledag; werken met symbolen; etc.

 

f. Een aanzet maken met zelfstandig leren

Het is van belang de leerlingen in de basisvorming al enigszins voor te bereiden op meer zelfstandig leren in de Tweede Fase en het MBO. Vandaar dat in Standpunt voor VMBO ook opdrachten zijn opgenomen die minder tekstgebonden zijn en meer een beroep doen op de zelfstandigheid van de leerling. Bij een deel van deze opdrachten zal de leerling gebruik maken van de digitale mogelijkheden die er zijn. Bij enkele opdrachten wordt de leerling rechtstreeks verwezen naar de website van Standpunt.

 

De website bij Standpunt voor VMBO

Bij Standpunt voor VMBO is een website ontwikkeld met een docenten- en een leerlingendeel. Het docentendeel omvat onder andere de volgende rubrieken:

informatie over de methode;

meest gestelde vragen;

nieuws;

Het leerlingendeel geeft aanvullende stoffen en opdrachten. Daarnaast ook per hoofdstuk een oefentoets met antwoorden, een begrippenlijst en een uitgebreid overzicht van werkvormen. Dat laatste is uiteraard ook handig voor docenten.

 

Digitale docentenbrief

Een maal per twee maanden (uitgezonderd juli/augustus) verschijnen er aanvullende didactische tips op de website van Standpunt: www.damon.nl/standpunt.

In feite is dit een digitale docentenbrief. Als zodanig is het een extra service voor de gebruiker. In deze nieuwsrubriek vindt men onder andere:

-      suggesties voor het gebruik van de methode;

-      audiovisuele tips;

-      literatuursuggesties;

-      informatie over nieuwe methodes die ontwikkeld worden voor de tweede fase van het voortgezet onderwijs en die direct aansluiten bij de methode Standpunt;

-      informatie over actuele ontwikkelingen betreffende het vak levensbeschouwing.

Gebruikers kunnen geattendeerd worden op de ‘updates’ van deze rubriek wanneer hun e-mailadres bekend is bij de uitgever. U kunt uw e-mailadres doorgeven aan de uitgeverij: info@damon-educatie.nl

 

 

 

Hoofdstuk 1 Schoonheid, uiterlijk en mode

 

 

Doelstellingen

De leerling ziet de relevantie van het onderwerp ‘schoonheid en uiterlijk’ vanuit een levensbeschouwelijk perspectief.

De leerling ziet het feitelijk belang van uiterlijke schoonheid in.

De leerling heeft inzicht in de functie van ruilwaarde die schoonheid heeft in het menselijk verkeer.

De leerling heeft inzicht in het begrip ‘schoonheidsideaal’.

De leerling heeft inzicht in het gegeven dat schoonheidsidealen veranderen door de geschiedenis heen.

De leerling heeft inzicht in het begrip ‘identiteit’.

De leerling ziet in dat het uiterlijk een middel is om je zelf een identiteit te geven.

De leerling heeft inzicht in het debat over de vraag of schoonheidsoperaties van jongeren verboden dienen te worden. Daarbij heeft de leerling inzicht in de standpunten van een tegenstander en een voorstander (een christen).

De leerling ontwikkelt een eigen standpunt ‑ in een communicatief proces met de stof en met de klas/docent ‑ toegespitst op de vraag of schoonheidsoperaties van jongeren verboden dienen te worden.

De leerling weet wat mode is.

De leerling ziet dat mode iets persoonlijks is, maar ook iets van de groep.

 

 

 

Hoofdstuk 2 Natuur en milieu

 

 

Doelstellingen

De leerling heeft affiniteit met natuur en milieu.

De leerling heeft inzicht in de begrippen natuur en milieu.

De leerling heeft inzicht in het gebruik van natuur en milieu.

De leerling heeft inzicht in bronnen en effecten van milieuvervuiling.

De leerling heeft inzicht in zijn eigen milieugedrag en in manieren om dat gedrag te verbeteren.

De leerling heeft inzicht in duurzaamheid. (verdiepingsstof)

De leerling heeft inzicht in de opwarming van de aarde en de gevolgen die dat op termijn zal hebben voor het klimaat en onze mondiale samenleving. (verdiepingsstof)

De leerling heeft inzicht in het begrip ‘voetafdruk’. (verdiepingsstof)

De leerling heeft inzicht in mogelijkheden om aan duurzaamheid te werken door minder en anders te consumeren. (verdiepingsstof)

De leerling heeft inzicht in een aantal levensbeschouwelijke standpunten met betrekking tot de vraag: is ritueel slachten te rechtvaardigen?

De leerling kan een eigen standpunt formuleren met betrekking tot de vraag of ritueel slachten te rechtvaardigen is. Hij kan dat standpunt ook motiveren.

De leerling heeft inzicht in een aantal levensbeschouwelijke standpunten met betrekking tot de vraag: dierproeven, mag dat?

De leerling kan een eigen standpunt formuleren met betrekking tot de vraag of dierproeven mogen. Hij kan dat standpunt ook motiveren.

 

 

Hoofdstuk 3 Islam

 

 

Doelstellingen

De leerling heeft affiniteit met de islam.

De leerling heeft inzicht in enkele sociaalwetenschappelijke gegevens betreffende de islam in Nederland.

De leerling heeft inzicht in enkele belangrijke geloofspunten van de islam.

De leerling heeft inzicht in de positie van de islam in Nederland.

De leerling heeft inzicht in de historische achtergrond en ontwikkeling van de islam.

De leerling heeft inzicht in de antwoorden die de islam geeft op een aantal belangrijke levensvragen.

De leerling heeft inzicht in belangrijke islamitische geschriften, rituelen, feesten en symbolen.

 

 

 

Hoofdstuk 4 Seksualiteit

 

 

Doelstellingen van dit hoofdstuk

De leerling heeft affiniteit met de levensbeschouwelijke (en ethische) aspecten van seksualiteit.

De leerling kan een omschrijving geven van seksualiteit en van een aantal begrippen dat verband houdt met seksualiteit.

De leerling heeft inzicht in het gegeven dat seksuele voorkeuren van mensen kunnen verschillen.

De leerling heeft inzicht in een aantal aspecten van seksualiteit zoals het lichamelijke aspect, het emotionele aspect, het relationele aspect, het voortplantingsaspect, het gezondheidsaspect, het sociale aspect en het levensbeschouwelijke aspect.

De leerling heeft inzicht in de seksuele dimensies in de puberale fase van de mens.

De leerling heeft kennis van aspecten van vrijen, voorbehoedsmiddelen en aids (verdiepingsstof).

De leerling heeft inzicht in een aantal levensvragen en -antwoorden met betrekking tot seksualiteit.

De leerling heeft inzicht in een aantal standpunten met betrekking tot de vraag: ‘Eerst liefde, dan seks?’. Het gaat om een hedonistisch standpunt, een islamitisch standpunt en een christelijk standpunt.

De leerling ontwikkelt een eigen - met redenen omkleed - standpunt over dit vraagstuk in communicatie met de medeleerlingen, de docent en de stof.

 

 

Hoofdstuk 5 Dood

 

 

Doelstellingen bij dit hoofdstuk

De leerling heeft affiniteit met levensvragen rond de dood.

De leerling heeft inzicht in redenen om stil te staan bij het thema dood binnen het vak levensbeschouwing.

De leerling realiseert zich dat de dood een onvermijdelijk iets is voor een mens.

De leerling heeft inzicht in het onderscheid tussen een natuurlijke en een niet-natuurlijke dood.

De leerling heeft inzicht in het onderscheid tussen dood ‘op afstand’ en dood ‘dichtbij’.

De leerling heeft inzicht in het gegeven dat mensen verschillend reageren op het doodgaan van een dierbare.

De leerling kent enkele rituelen bij de dood.

De leerling heeft inzicht in moderne rouwrituelen.

De leerling reflecteert over de vraag welke betekenis de dood voor hem heeft.

De leerling heeft inzicht in de levensvraag ‘of er een leven na de dood is’.

De leerling heeft inzicht in de antwoorden van een aantal belangrijke levensbeschouwingen op de vraag of er een leven na de dood is: christelijk, islamitisch en humanistisch.

De leerling heeft inzicht in een hindoeïstisch antwoord (verdiepingsstof).

De leerling kan, in een communicatief proces met de stof en de klas/docent, een eigen antwoord geven op de vraag of er leven na de dood is.

 

 

 

Hoofdstuk 6 Waarden en normen (ethiek)

 

 

Doelstellingen van dit hoofdstuk

De leerling heeft affiniteit met de morele benadering van de werkelijkheid.

De leerling heeft inzicht in het begrip ‘waarde’. Hij kan drie kenmerken van dit begrip noemen.

De leerling kan onderscheiden wat wel en wat niet een (morele) waarde is.

De leerling kan waarden herkennen in bepaalde culturele uitingen.

De leerling heeft inzicht in het begrip ‘norm’.

De leerling kan onderscheiden wat wel en wat niet een norm is.

De leerling kan een omschrijving geven van het begrip ‘ethiek’.

De leerling kan ethische vragen distilleren uit bepaalde situaties in het leven.

De leerling heeft inzicht in het gegeven dat bij ethische problemen veelal twee of meer waarden een rol spelen, die niet tegelijkertijd gerealiseerd kunnen worden (waardenconflict).

De leerling heeft inzicht in het gegeven dat je een ethisch probleem kunt oplossen door een waardenrangorde aan te brengen.

De leerling is in staat op een heel elementair niveau een ethisch probleem te analyseren en een oplossing te geven.

De leerling kan een omschrijving geven van het begrip ‘etiquette’.

De leerling heeft kennis van een aantal basale etiquetteregels in Nederland.

De leerling heeft inzicht in het gegeven dat er verschillen zijn in etiquetteregels (per groep, land, etc.).

De leerling heeft inzicht in het gegeven dat etiquetteregels veranderen in de loop der tijd.