Paragraaf 8 Debat

Omschrijving: een discussievorm met een competitie-element waarbij het  er omgaat het debat te winnen. Het is de bedoeling een stelling te verdedigen of juist te bestrijden. Kenmerken van het debat: een stelling, voor- en tegenstanders van die stelling, een debatleider, spreektijden en spreekvolgorde, een onafhankelijke partij die beslist wie het betreffende debat gewonnen heeft. Dit kan een professionele jury zijn of een publieksjury.

Doel: meer kennis krijgen over een bepaald onderwerp; opinievorming; verbeteren van de vaardigheden om te argumenteren en te presenteren (ook met lichaamstaal).

Werkwijze: er zijn verschillende debatvormen.

1. In het klassieke debat strijden de deelnemers - na loting - als voor- en tegenstanders over een stelling. Ze krijgen daarvoor gelijke spreektijd en mogen elkaar onderbreken (interrumperen). Uiteindelijk beoordeelt een jury de twee deelnemers en wijst een winnaar aan. De jury beoordeelt op basis van inhoud, strategie en stijl van debatteren.
2. Op deze klassieke debatvorm kan gevarieerd worden wat betreft het aantal deelnemers aan het debat. Het is bijvoorbeeld mogelijk meer voor- en ­tegenstanders tegen elkaar te laten debatteren. Ook is het mogelijk - zoals in het verleden bij het tv-programma ‘Het Lagerhuis’ - twintig vaste debaters te laten debatteren.
3. Ook kan gevarieerd worden wat betreft voorbereiding: een debat is mogelijk met of zonder voorbereiding.
4. Variatie is ook mogelijk wat betreft standpunt: in het klassieke debat moet je elk standpunt kunnen verdedigen, ook als het niet jouw eigen standpunt is! In het klassieke debat gaat het niet ging om de waarheid te vinden maar om de kunst van het debatteren en het winnen van een debat. Het is ook mogelijk te debatteren vanuit je eigen standpunt. Dat gebeurde bijvoorbeeld in het tv-programma ‘Het Jongeren-Lagerhuis’.
5. Bij elk debat is er een voorzitter met de volgende taken:
- hij opent het debat door een stelling te presenteren. Hij kan deze stelling op verschillende manier inleiden: door te wijzen op de actualiteit van het vraagstuk achter de stelling; door een kort gesprek te voeren met een voor- of tegenstander van de stelling; door het woord te geven aan een opinion leader die een bepaalde standpunt inneemt in het debat over de stelling; door een rollenspel of een stukje film of dvd.
- hij heeft de leiding over het debat;
- hij geeft de debaters steeds het woord;
- hij bewaakt dat de debaters evenveel beurten en kansen krijgen;
- hij houdt de spreektijden in de gaten;
- hij ziet er op toe dat de debaters zich aan de stelling houden en niet teveel uitweiden;
- hij ziet toe op de debatdiscipline en grijpt waar nodig in (steeds één debater aan het woord!);
- hij vraagt debaters om toelichting als zaken niet helder zijn;
- hij stimuleert dat debaters respectvol met elkaar omgaan;
- hij sluit het debat af.
6. Tot slot kan deze werkvorm (het leerdoel, de voorbereiding, de uitvoering) geëvalueerd worden.