Paragraaf 4 Brainstormen

Omschrijving: een creativiteitstechniek waarbij op een vlotte manier ideeën over een bepaald onderwerp naar voren worden gebracht dan wel oplossingen voor een bepaald probleem ter sprake komen. Daarbij hebben alle deelnemers een bepaalde inbreng.
Het is niet toegestaan oordelen uit te spreken over de ideeën. Dat kan wel geschieden nadat alle ideeën naar voren zijn gebracht, in een volgende fase.
Het voordeel van brainstormen is dat het motiverend werkt: iedereen wordt betrokken bij een bepaald onderwerp.
Brainstormen wordt ook wel ‘vrije associatie’ genoemd’.

Doel: het gezamenlijk - onbelemmerd - zoeken naar eerste antwoorden op een bepaalde vraag  dan wel meerdere vragen, zodat in een vervolg naar de echt goede antwoorden kan worden gezocht; het activeren van de deelnemers; het bevorderen van creatief denken.  

Werkwijze:

1. Instructie over doel en werkwijze van de brainstorm.
2. De leraar of de leerling geeft het onderwerp van de brainstorm aan (eventueel op het bord).
3. Vervolgens geven de leerlingen aan welke ideeën men heeft met betrekking tot het vraagstuk.
4. Deze ideeën worden genoteerd en er wordt vervolgens structuur in aangebracht.
5. Vervolgens kan er gesproken worden over de voor- en nadelen van de verschillende ‘oplossingen’ en kunnen er ook conclusies worden getrokken.
6. Er is een gespreksleider bij de voorgaande onderdelen.
7. Tot slot kan deze werkvorm (het leerdoel, de voorbereiding, de uitvoering en de nabespreking) geëvalueerd worden.

Het groot werkvormenboek, Dirkse, S., Dirkse-Hulscher, S. & Talen, uitg. SDU Uitgevers, ISBN 9789052616131. Zie ook: Het didactisch werkvormenboek, Hoogeveen, P. en Winkels, J., uitg. Van Gorcum Assen, ISBN 9789023240679.