Paragraaf 3 Borddiscussie

Omschrijving: een schriftelijke discussie middels het bord of een flap.

Doel: elkaar inzichten, gevoelens of standpunten meedelen of daarvoor aandacht vragen. Iedereen mag opschrijven wat bij hem\haar opkomt.

Werkwijze:

1. (boeken in de tas) Een startvraag wordt op het bord geschreven, bijvoorbeeld: ‘Dopinggebruik op een sportschool, mag dat?’ De leraar of een leerling geeft een toelichting.
2. Er worden groepjes gevormd.
3. De leraar of leerling wijst bij elke groep een gespreksvoorzitter aan, een notulist en een ‘woordvoerder’ (de bordschrijver). Steeds krijgen de groepen vier minuten om samen een reactie te bedenken, te bespreken en te formuleren. Ze kunnen rechtstreeks reageren op de vraag of reageren op wat al aan reacties op het bord staat. Bedoeling is dat iedereen zoveel mogelijk meedoet.
4. Vervolgens weer vier minuten voor nadenken, overleg en formuleren van een reactie. Wederom reacties op het bord, etc.
5. Nabespreking. Daarin kunnen onduidelijkheden aan de orde komen en kan een samenvatting van de discussie gegeven worden door de leraar.
6. Tot slot kan deze werkvorm (het leerdoel, de voorbereiding, de uitvoering en de nabespreking) geëvalueerd worden.

Bron: (bewerking van) Het didactisch werkvormenboek, Hoogeveen, P. en Winkels, J., uitg. Van Gorcum Assen, ISBN 9789023240679.

Zie ook: Het groot werkvormenboek, Dirkse, S., Dirkse-Hulscher, S. &   Talen, uitg. SDU Uitgevers, ISBN 9789052616131.