Paragraaf 8 Oefentoets Uitingen van levensbeschouwing

Oefentoets

 

Open vragen

1. Wat bedoelen we met een ‘inspirerende persoon’?

2. Het schriftelijk vastleggen van de eigen levensbeschouwing door een gemeenschappelijke levensbeschouwing heeft als voordeel: duidelijkheid voor de leden. Leg dit uit.

3. Noem van de volgende drie gemeenschappelijke levensbe­schou­wingen een belangrijk geschrift: christendom, hindoeïsme en islam.
(paragraaf 4 Verdiepingsstof)

4. Noem de drie kenmerken van een levensbeschouwelijk verhaal.

5. Geef voorbeelden van gewone rituelen.

6. Noem een belangrijk feest van de islam.

7. Leg uit: een symbool is vaak een ding.

8. Waarom is een verkeersbord geen symbool?

9. a. Noem een belangrijk symbool van het jodendom.
b. Naar welke ideeën verwijzen de symbolen die je bij a genoemd hebt?

10. Waarom vormen mensen met een zelfde levensbeschouwing een ‘organisatie’?

 

Multiple-choice vragen: goed of fout.

Geef aan of de volgende uitspraken goed of fout zijn. Let op: alleen ‘goed’ of ‘fout’ noteren!

1. Mohammed is de inspirerende persoon van de islam.
2. De belangrijkste joodse geschrif­ten zijn het Oude en het Nieuwe Testament.
3. In levensbeschouwelijke verhalen vind je levensvragen en antwoorden op levensvragen.
4. In de Koran heet de zoon van Ibrahim: Isaak.
5. Elke dag na school je oma bezoeken: een voorbeeld van een gewoon ritueel.
6. Een begrafenismis in de kerk: een levensbe­schouwe­lijk ritueel.
7. Pasen: een voorbeeld van een levensbeschouwelijk feest.
8. Een teken kun je op verschillende manieren uitleggen.
9. De Davidster: een voor­beeld van een symbool.
10. Een ander woord voor organisatie is ritueel.

 

Antwoorden

1. Een persoon die voor mensen een (goed) voorbeeld is.

2. Doordat ideeën en overtuigingen zijn opgeschreven, ontstaat er meer duidelijkheid. De zaken zijn 'op een rijtje' gezet: dít zijn onze standpunten. Hier zijn wij het als groep over eens. Hier houden wij ons aan. Dit zijn de ideeën die richting geven aan ons leven. Als een groepslid ergens over twijfelt, kan hij of zij een antwoord zoeken in de teksten. De teksten vormen dan een soort naslagwerk.

3. Bijbel, Veda’s en Koran.
(paragraaf 4 Verdiepingsstof)

4. Het is een groepsverhaal.
Het gaat om héél belangrijke ervaringen.
Er komen levensvragen en antwoorden in voor.

5. - Het leven van alledag kent vaste rituelen: opstaan, wassen, aankleden, enz.
- Als we jarig zijn, versieren we de kamer en krijgen we een speciale verjaardagstaart;
- Elk jaar vieren we oudejaarsavond met flinke knallen en mooi vuurwerk. Daarmee sluiten we het jaar af en maken een nieuw begin.

6. Het Suikerfeest. Ook: Offerfeest.

7. Vaak kun je een symbool aanraken. Een ring kun je aanraken. Dat geldt ook voor Oranje petjes, sjaals en vlaggen. Hetzelfde geldt voor een lieveheersbeestje.

8. Omdat het maar één betekenis heeft. Het is een teken. Het verwijst maar naar een ding: een concreet gebod of verbod. Tekens hebben vooral een praktische betekenis in het leven. Ze zijn nuttig, handig. Symbolen geven vooral aan wat mensen belangrijk vinden in hun leven.

9. a. Davidster.
b. De Davidster omvat twee driehoeken die in elkaar gevlochten zijn. Beide driehoeken hebben een betekenis: een driehoek verwijst naar God, de andere naar de mens. Omdat koning David dit symbool gebruikte, wordt deze ster de Davidster genoemd.

10. Er moet veel geregeld worden. Daarvoor heb je een organisatie nodig: een bestuur, medewerkers die bepaald werk doen, geld, kantoren, een jaarverslag of nieuwsbulletin.

Een dergelijke organisatie heeft verschillende taken. Zo moeten er bijeenkomsten voor de leden georganiseerd worden. Bijvoorbeeld een vergadering of een kerstviering. Ook moeten de financiën van de organisatie goed beheerd worden.

 

Multiple-choice vragen: goed of fout.

Geef aan of de volgende uitspraken goed of fout zijn. Let op: alleen ‘goed’ of ‘fout’ noteren!

 

1g, 2f, 3g, 4f, 5g, 6g, 7g, 8f, 9g, 10f.